STEKEBEES

De meisjesgroep Stekebees bestond uit Ragna Verreycken (+2004), Marleen Goossenaerts en Mieke Callaerts. In het laatste decennium van de vorige eeuw lieten zij zich opmerken door het zingen van jeugdbewegingsliederen, trekkersliederen, volksliedjes.   Pretentieloos, maar net daardoor zo aangrijpend mooi.

Zij brachten ook twee albums uit op muziekcassette: 'Laat liederen horen' en 'Wij weven nieuwe tijden'.  Daarnaast werden op de verzamel-CD 'Speelman' een viertal lied-uitvoeringen van hen opgenomen.
Ondertussen  beschikt haast niemand meer over een cassettespeler, en wie er wel nog over eentje beschikt moet vaststellen dat de oude magneetbanden onderhevig zijn aan sleet.  Dat was een van de redenen (naast mijn persoonlijke emotionele redenen) om de liedjes van Stekebees te converteren naar MP3-bestanden, en deze bestanden gratis aan te bieden.  Ga op een titel staan, klik uw rechter muisknop en kies 'Doel opslaan als'.

 

Terug naar begin muziekpagina's

Album 1993Album 1994Album 1997



Album 1993: Laat liederen horen.

Laat liederen horen  (19de eeuw volksliedje)
Laat liederen horen, de lent' is geboren. De herder die speelt op zijn oude schalmei: tralala...

Viva la musica  (Michaël Praetorius)
Viva, viva la musica. Viva, viva la musica. Viva la musica.

ABC  (W.A. Mozart)
Abcdefghijklmnopqrstuvwxyz

O nooi van die velde  (Eitemal, Zuid-Afrikaans volksliedje)

1. O Nooi van die velde, wat is jy tog skoon ! Ek het jou in stede nog nimmer sien woon,
Maar ver op die velde, waar son altyd skyn, is mooier die noointjies en beter die wyn.
Tra la la la ...
2. O Nooi van die velde, wat is jy tog mooi ! Met wange wat gloei van die môre se rooi.
Daar ver op die velde, waar son altyd skyn,  is rooier die lippies en rooier die wyn.

3. O Nooi van die velde, jou kus en jou lag, soos water wat kabbel oor klippies so sag.
Daar ver op die velde, waar son altyd skyn,  is soeter die soentjies en soeter die wyn.

4. O Nooi van die velde, jou oë behou die gloed van die hemel se sonnige blou.
As selfs op die velde die somer verdwyn, bly warm die liefde en warm die wyn.

In allen guten Stunden (K.F.Zelter, J.H.Goethe)
1. In allen guten Stunden, Erhöht von Lieb und Wein, Soll dieses Lied verbunden von uns gesungen sein!
Uns halt der Gott zusammen, Der uns hierher gebracht, Erneuert unsre Flammen, Er hat sie angefacht.
2. So glühet fröhlich heute, Seid recht von Herzen eins! Auf, trinkt erneuter Freude dies Glas des echten Weins!
Auf, in der holden Stunde, Stoßt an und küsset treu bei jedem neuen Bunde die alten wieder neu.
3. Mit jedem Schritt wird weiter die rasche Lebensbahn, Und heiter, immer heiter steigt unser Blick hinan.
Uns wird nimmer bange, wenn alles steigt und fällt, und bleiben lange, lange, auf ewig so gesellt.

Wazig avondduister (Jef Lesage, Jos Mertens)
1. Wazig avondduister, weemoed in mijn hart. Wonder windgefluister streelt mijn stille smart.
Eindeloze luchten, vale sterrenglim. Bange vogels vluchten, naar een veil'ge kim.
2.
Over land en gouwen rust een diepe vree. Doet mijn handen vouwen als bij vrome bêe.

'k Hoor een koehoorn schallen in een verre wei. Bij het avondvallen voel ik God nabij.

't Is goed in 't eigen hart te kijken (Alice Nahon, Pfeil)
1. 't Is goed in 't eigen hart te kijken, nog even voor het slapengaan.
Of ik van dageraad tot avond, geen enkel hart heb zeer gedaan, geen enkel hart heb zeer gedaan.
2. Of ik geen ogen heb doen schreien, geen weemoed op een wezen lei.

Of ik aan liefdeloze mensen, een woordeke van liefde zei, een woordeke van liefde zei.
3. En voel ik in het huis mijns harten, dat ik een droefenis genas,

Dat ik mijn armen heb gewonden, rondom een hoofd dat eenzaam was, rondom een hoofd dat eenzaam was.
4. Dan voel ik op mijn jonge lippen, die goedheid lijk een avondzoen.

't Is goed in 't eigen hart te kijken, en zo zijn ogen toe te doen, en zo zijn ogen toe te doen.

Ännchen von Tharau (Simon Dach, Friedrich Silcher)
1. Ännchen von Tharau ist's die mir gefällt, sie ist mein Leben, mein Gut und mein Geld.
Ännchen von Tharau hat wieder ihr Herz, auf mich gerichtet in Lieb' und in Schmerz.
Ännchen von Tharau, mein Reichtum, mein Gut, du meine Seele, mein Fleisch und mein Blut.

2. Käm alles wetter gleich auf uns zu schlah'n, wir sind gesinnt, bei einander zu stah'n;

Krankheit, Verfolgung, Betrübnis und Pein, soll unserer Liebe Verknotigung sein.
Ännchen von Tharau, mein Reichtum, mein Gut, du meine Seele, mein Fleisch und mein Blut.
3. Würdest du gleich einmal vom mir getrennt, lebtest da, wo man die Sonne kaum kennt;
Ich will dir folgen durch Länder und Meer, Eisen und Kerker und feindliches Heer !
Ännchen von Tharau, mein Licht, meine Sonn, mein Leben schliesst sich um deines herum.

Zie broeder 't spel der vlammen (Wolfgang Amadeus Mozart)
Zie broeder 't spel der vlammen, en d'helder lichten schijn. De vlammen, en d'helder lichten schijn.
Zo zullen ook ons harten, vol gloed en liefde zijn, zijn, vol gloed en liefde zijn.
Zo zullen ook ons harten, vol gloed en liefde zijn, zijn, vol gloed en liefde zijn.

Heerlijke tarwe (René De Clercq, Kees Andriessen)
Heerlijke tarwe, siersel der aarde, goud in uw verwe, goud in uw waarde.
Heerlijke tarwe, vroomheid en vreugd, rijk is de boer als de tarwe deugt, rijk is de boer als de tarwe deugt.

Jucheia, juchei, laat dansen de mei (Wim Verreycken, Martin Frey)
1. Juchheia, juchhei, laat dansen de mei ! Zie leeuw'riken klimmen, jubelen en blijde zingen,
bloemen ontluiken in veld en bos, aan heidestruiken. Jucheia, juchhei, laat dansen de mei !
2. Juchheia, juchhei, laat dansen de mei ! Hoor joelende kind'ren, hartetonen gaan nu vlind'ren.
Proef de natuur, bij ochtendrood en avonduur. Juchheia, juchhei, laat dansen de mei !

Als met hun leeuwevlaggen (Wies Moens, Emiel Hullebroeck)
1. Als met hun Leeuwenvlaggen fris-op ons broeders gaan, de sterke tocht voor Vlaand'ren naar wekkende levensdaên,
Wij, meisjes, willen zeegnen de zwarte klauwende blom, wij hebben zo lang vergeten, maar keren tot Vlaand'ren weerom.
2. Wijl koen de mannen strijden en bouwen Vlaand'ren groot, wij, vrouwen, willen breken ons zielen als honingbrood !

En rijst het Huis van Vlaand'ren in opene luchten vrij, wij zullen de tinnen kronen met eeuwige, bloeiende mei.
3.
Wij dragen het mild ontfarmen als rozen in onze schoot; Sint Liezebet komt wand'len door Vlaanderens wee en nood:

Want meisjes willen zeegnen de zwarte, klauwende blom. Zij hebben zo lang vergeten maar keren tot Vlaand'ren weerom.

Ty Kazala (Oekraïens volksliedje)
1. Ty kazala u ponedilok, (Ik had je gevraagd om maandag) Pidem Razom po barvinok, (bloemen te gaan plukken)
Keervers:
Ja préjchov tebe nema, (maar je was er niet,) Pidmanula, pidvela. (ik heb je erg gemist.)
Ty j mene pidmanula, (Ik heb je gemist,) Ty j mene pidvela. (heel erg gemist.)
Ty j mene molodoho, (Ik ben een jonge man,) Zuma rozumu zvela. (en jij maakt me gek.)
2. Ty kazala u vivtorok, (Ik had je gevraagd om dinsdag) Potsilujech raziv sorok, (me veertigmaal te zoenen)
3. Ty kazala u seredu, (Ik had je gevraagd om woensdag) Pidem razom po tcheredu, (samen het vee op te halen)
4. Tu kazala u setver, (Ik had je gevraagd om donderdag) Pidem razom na kontsert, (samen naar het concert te gaan)
5. Ty kazala u piathytsju, (Ik had je gevraagd om vrijdag) Pustysj mene pid spidnèrs, (gewoon samen te zijn)
6. Ty kazala u subotu, (Ik had je gevraagd om zaterdag) Pidem razom na robotu, (samen te gaan werken)
7. Ty kazala u nediliu, (Ik had je gevraagd om zondag) Pidem razom na vessillia, (samen onze verloving te vieren)

De beiaard speelt (Theodoor Stevens, Karel Mestdagh)
1. De beiaard speelt zo schoon hij kan, de vreugde heerst alom; Met bloemen kroont de vrouw haar man, de bruid haar bruidegom.
Keervers: de vogel kweelt zo hel en blij, het windje speelt zo vrij. En blij en vrij, ons volk ter eer, is Vlaanderen weer.
En vrij en blij, is Vlaanderland nu weer. Men strooie kruid en palmen uit bij klank en zang. Hou eeuwig stand o heilig vaderland.

2. Voorgoed vergeten zij de hoon, vergeten ook het wee. Nu schall' uit slot en poorterswoon, het lied van heil en vree.

Euskadi (H. De Herdt)
Keervers: Euskadi, Euskadi, zacht zijn je handen, warm is je hart, de jeugd is je kracht, Euskadi. (2 maal)
1. Ver hier vandaan en toch heel nabij, leeft er een volk, zijn taal: Euskara.
Ik was er te gast, en heel onverwacht zag ik jouw liefde, voor het volk en zijn vrienden, je strijd askatasuna, en jouw ontvoogdingsstrijd.
2. Mooi zijn je huizen, sterk is je taal, en krachtig je verzet tegen tiran en kapitaal.

Garbia zibilak, repressie op zijn best, maar toch ben jij zo lief en zo zacht, jouw liefde rust diep in mijn hart.
3. Jij vecht tegen haat, jij vecht tegen macht, van monsters en geweren, van zij die regeren.

De machtige heren, zij zullen dra weten dat jij, Euskadi: de strijd hebt gewonnen. Gora Euskadi askatuta, het leed is geleden.

Van op Corsica tot in Litouwen (Rover)
1. Van op Corsica tot in Litouwen staat een nieuwe jeugd paraat. Vormt een machtig leger van getrouwen, dat zal breken de oude staat !
Keervers: En daarom dus voorwaarts, voor Vlaand'rens toekomst. Kameraden vecht voor een Europa waar de vrijheid lacht.
Hijs een vaandel, duizend vaandels, rond de klauwende Leeuwevlag !
2. Over Brussel, Voer en IJzertoren, reiken wij elkaar de hand. Franskiljons ruim baan, ge zijt verloren, leve Vlaand'ren: ons vaderland !
3. Boven 't Avondland laaien de vlammen, van een harde, lange strijd. Muren vallen en paleizen branden, breng Europa de nieuwe tijd !

Leiderslied (Wim Verreycken)
1. 't Gedrocht van achttiendertig dacht Vlaanderen vernield. Verdeeld, terneergeslagen, en hopeloos ontzield.
Maar sterker dan de kerker, veel sterker dan de haat, was Vlaamse houwe trouwe: 't is België dat vergaat.
Keervers: Dit volk wil geleid, naar vrijheid gestuurd. Geef het nieuwe leiders.
Een jeugd staat bezield door strijdbanier: één rond nieuwe leiders.
2. Heropgestane jong'ren, rond weerbaarheid vereend, verov'ren weer de toekomst, houzee: een zegekreet.

Laat blijheid ons besturen, waar Uilenspiegel gaat. Zie jong de zonne rijzen: een gouden dageraad.
3. Geloof in idealen, gedragen door een kind. Het erfgoed van de Vlamen, behoed in tijdenwind.

Begeesterd door een Blauwvoet, door eigen V.N.J., zo dragen leidsters, leiders, een grootse opdracht mee.

Und wieder leuchten Brände (H. Scheu, Herbert Napiersky)
1. Und wieder leuchten Brände ringsum auf allen Höh'n, ein Volk reicht sich die Hände, das wunder ist gescheh'n.
2. Heut brennt in allen Herzen die feste Brüderschaft: die gibt trotz Not und Schmerzen den Glauben und die Kraft.
3. Es mögen Wetter kommen und eine dunkle Zeit, wir haben Licht genommen, das halten wir bereit.
4. Es leuchten uns're Brände wohl länger als die Nacht. Das dunkel geht zu ende: ein junges Volk hält Wacht.

Top van blad

Album 1994: Wij weven nieuwe tijden.

Meisjes in Vlaanderen (Jef Lesage, Lode Dieltiens)
1. Weer strooien meisjesscharen hun zangen in het rond.  Een sprankel zonneklaren aan Vlaand'rens horizont.
Keervers: Omsluiten meisjeshanden geen strijdbanier, geen goedendag, toch laait in aller harten
het vuur dat nimmer doven mag: de liefde voor de vlag, de liefde voor de leeuwenvlag!
2. Waar Vlaamse meisjes komen al zingend in de rij, ontwaken stoute dromen en bloeit een nieuwe mei.
3. Wij weven nieuwe tijden in stille dienstbaarheid. En gaan de weg bereiden naar Vlaand'rens heerlijkheid.

Zegen elke morgen (Wim Verreycken)
1. Freya, Freya, Freya, zegen elke morgen. Wil de vrije sibbe borgen, wijd mijn dagen, hoed mijn werk, maak mijn hart door liefde sterk.
Ik zie je in de eerste zonnestraal die nacht verjaagt, en warmte draagt. Ik schenk je d’eerste snede brood die vruchtbaar erf ons gulle bood.
Freya, heilig dan de dag, wek de eerste kinderlach; m
aak van helle kinderlied: wekroep voor het ganse diet.
2. Freya, Freya, Freya, zegen elke morgen. Laat mij mens en dier verzorgen.  Geef aan huis en haard een ziel, In een eeuwig levenswiel.

Nachtegaaltje (Dries De Hollander, Lode Dieltiens)
1.
Als 't eerste zonnestraaltje ons huisje binnenschiet, begint het nachtegaaltje zijn nooit voltooide lied.
Keervers: O nachtegaaltje, nachtegaaltje kom zing maar dapper voort en schetter luid uw wondertaaltje tot iedereen het hoort.
2.
Hij staat geen oogwenk stille, maar trip-trapt op en neer; en laat zijn stemme trillen voor Onze Lieve Heer.
3.En zinkt de avond neder vol gouden romantiek. Dan klinkt zijn tale weder als hemelse muziek.

Het morgengloren (Erik Verstraete, Hans Baumann)
1.
En het morgengloren dat is onze tijd, wen de winden om de bergen zingen.
De zonne maakt er de dalen wijd, en het leven, het leven, dat zal zij ons brengen.
2.
Alle kleine zorgen hebben uitgedaan, in de huizen is het licht gedrongen.
Nu wijkt de sombere zwarte nacht, want de vreugde, de vreugde, die heeft hem verwonnen.
3. Als een blanke akker ligt de aarde thans, kom tot ons dat we ze saam ontginnen.
Verlangen heeft onze armen gestaald, nieuwe landen, nieuwe landen, die zullen wij winnen.

Hoog zwaait de hamer (Wim Verreycken, Hans Baumann)
1. Hoog zwaait de hamer, gloeiend metaal. Uit regen van vonken wordt ijzer weer staal.
Stalen mijn mantel en leder mijn kleed, zwaard mijn gedachten en Dietsland mijn eed.
2. Dreigende wolken, vurige schicht. Voor stormen of noodweer geen Vlaming gezwicht.
3. Dageraadzonne, helende brand: breng warmte en wonne in 't noordelijk land.

De hoge tijd (Wim Verreycken, Rijnlandse melodie)
1. De zonne reikt naar hoge tijd, neem Freya’s ring en wees bereid. Een leven vraagt naar trouwe daad.
2. De zonne reikt naar hoge tijd, een hart dat kampt verwint de strijd. Behoed uw eed voor laf verraad.
3.
 De zonne reikt naar hoge tijd, mijn stap zal gaan daar waar gij zijt. Gegrift in eik ons rune staat.

Heldenlied (Wim Verreycken, Hans Baumann)
1. Bouwt gij helden zonnekruisen op een plaats in dodengaard. Hoort voor d’eeuwen berken ruisen: vrije man is ere waard.
2.
In gedenken bruist het leven, nooit vergeten, nimmer dood. Adelbloed voorgoed gegeven, ervenmoed in morgenrood.

Triomftocht (Wim Verreycken, Spaanse melodie)
1. Uit een groots en zegerijk verleden, putten wij vandaag de moed, om de toekomst tegemoet te treden: met kampwil in ons bloed.
Als ter waarheid krijgsbazuinen schallen, in de strijd de besten van ons vallen,
komt vervulling van een droom nabij: een vrijere maatschappij. Onze ouders vielen niet voor niets, het Vaderland wordt Diets !
2. In triomftocht dragen wij banieren, duizend vaandels hand in hand. Over velden, wouden en rivieren, door 't vrije vaderland.

Boven puinen die de vijand achterliet, schalt een nieuw en onweerstaanbaar zegelied,
lied van vrijheid, roem en vreugd: Dietse landen horen Dietse jeugd !

Amazing Grace (John Newton)
1.
Amazing Grace, how sweet the sound that saved a wretch like me. I once was lost but now am found, was blind, but now I see.
2. When we've been here ten thousand years, bright shining as the sun. We've no less days to sing God's praise than when we've first begun.

The Lowlands of Holland (Ierse ballade)
1. Last night I was a married and in my wedding bed, up came a bold sea captain and stood at my bedhead.
Saying arise, arise, young married man, and come along with me to the lowlands of Holland, for to fight the ennemy.
2. They took my love to a gallant ship, a ship of noble fame. With four and twenty seaman bold to steer across the main.
The storm then began to rise and the seas began to shout. Twas then my love and his gallant ship were sorely tossed about.
3. I'll wear not shoe or stocking or a comb put in my hair. Not fire bright nor candle light shall show my beauty rare.
Nor will I wed with any young man until the day I die, since the lowlands of Holland are between my love and me.

A nation once again (Thomas Davis)
1. When boyhood's fire was in my blood, I read of ancient freemen. For Greece and Rome, who bravely stood, threehundred men and three men.
And then I prayed I yet might see our fetters rent in twain, and Ireland, long a province, be a nation once again.
A nation once again, a nation once again, and Ireland, long a province, be a nation once again.
2. So as I grew from boy to man, I bent me to that bidding, my spirit of each selfish plan and cruel passion ridding.

For thus, I hoped some day to aid. Oh, can such hope be vain? When my dear country shall be made a nation once again.
A nation once again, a nation once again, when my dear country shall be made: a nation once again.

Canonfeest
1. Himmel und Erde müssen vergehn: aber die Musica, aber die Musica, aber die Musica bleibet bestehn!
2. Es tönen die Lieder, der Frühling kehrt wieder, es spielet der Hirte auf seiner Schalmei: la, la, la...
3. CAFFEE, trink nicht so viel Caffee, nicht für Kinder ist der Türkentrank, schwächt die Nerven, macht dich blass und krank.
Sei doch kein Muselman der ihn nicht lassen kann.

Notenliedje (Wim Verreycken, volkswijsje)
1. Klinken de noten in dit lied van do si la sol, en van fa mi mi re. Enkel de zeurders zingen niet: zij buigen onder zelfverdriet.
Maar wij zingen van V, maar wij zingen van N, van VNJ houzee!
2. Heldere tonen dansen blij van do si la sol, en van fa mi mi re. Liedjes van zege maken blij: de Stekebezen dat zijn wij!
En wij zingen van V, en wij zingen van N, van VNJ houzee!

Bontering (Tijl)
1. De dag was bont en blij, en zorgen zijn voorbij: oho kameraden komt maar bij.
Kameraden kom en zing, wij houden nu een bontering. Kameraden wees maar vrô, hei hip hip hip hip hoijo.
2. De avond neigt zo zacht en dra dan valt de nacht: oho kameraden houdt de wacht.

Een klein melodietje (Jan Van de Kouter, P.G. Haazen)
1. 'k Hou van een klein melodietje, waar de gitaar begeleidt. Bij dat gezellige liedje, weet ik van uur noch van tijd.
't Is zo zalig en het is zo zoet, een lichte lentelach in uw gemoed. 't Is zo heerlijk en het doet zo goed, het melodietje dat u dromen doet.
2. Zitten we samen te turen, stil in de zwijgende nacht. Daar bij de smeulende vuren, ruist er ons liedje zo zacht.
3. Gaan we langs Vlaanderens wegen, vlijen w'ons neer in de hei. Komt u ons liedeke tegen, als een geschenk van de mei.

Alles schweiget (W.A. Mozart)
Alles schweiget, Nachtigallen locken mit süssen Melodien Tränen ins Auge, Schwermut ins Herz.
Locken mit süssen Melodien Tränen ins Auge, Schwermut ins Herz.

Wahre Freundschaft (Volkswijze uit Frankenland en Schlesiën)
1.
Wahre Freundschaft soll nicht wanken, wenn sie gleich entfernet ist. Lebet fort noch in Gedanken, und die Treue nicht vergisst.
2.
Keine Ader soll mir schlagen, da ich nicht an dich gedacht. Ich will für dich Sorge tragen, bis zur späten Mitternacht.
3.
Wenn der Mühlstein träget Reben, und daraus fliesst kühler Wein; Wenn der Tod mir nimmt das Leben, hör ich auf dir treu zu sein.

O, gij stille tijd (Frh. Von Eichendorff, Cesar Bresgen)
1. O gij stille tijd, breng de avondrust, over de heide wijd, over de heide wijd, goede nacht.
2. In dit eenzaam uur ruist het nu zo zacht,
3. Zo stil dooft het vuur, en alleen de sterren staan,

Vreugdebron (Wim Verreycken, Duitse melodie)
1. Ook als de regen gutst in wilde stromen, alsof hemel traant in groot verdriet, nog lokken groene wegen tussen bomen, vluchten wolken voor ons vrije lied.
Zon, zon, vreugdebron, warm onze harten, blij en jong. Zon, zon, vreugdebron, warm onze harten jong.
2. Gepakt met ransel, broodzak, wandelschoenen, vinden wij een weg door Vlaanderland. Wij laten vreugde horen in onz' tonen, op kadans van treden in het zand.
3. Ruim nu de baan voor al wie jong van harte, wil verkennen nieuwe einder vrij. Kom lach de hemel open, ban de smarten, al wie met ons wand'len wil: kom bij.
4. Wijl nu de Blauwvoet vlucht uit grauwe steden en de huisgebonden burger zucht, dan zoeken wij naar paden onbetreden, ons Houzee doorbreekt de grijze lucht.

Een fijfer klinkt hel (Erbe, Hans Baumann)
1. Een fijfer klinkt hel in de morgen, de lente komt over het land. Berken luist'ren naar die tonen, berken wiegen in hun dromen.
Een fijfer klinkt hel in de morgen, de lente komt over het land.
2. Een fijfer klinkt hel in de morgen, de lente komt over het land. In de verte wuiven dennen, willen ook dit wijsje kennen.

Een fijfer klinkt hel in de morgen, de lente komt over het land.
3. Een fijfer klinkt hel in de morgen, de lente komt over het land. En de beek die hoort het zingen, wild en bruisend gaat z'ontspringen.

Een fijfer klinkt hel in de morgen, de lente komt over het land.
4. Een fijfer klinkt hel in de morgen, de zomer komt over het land. Duizend halmen sidd'rend wachten, naar die frisse tonen trachten.

Een fijfer klinkt hel in de morgen, de zomer komt over het land.

Als de winden vrij (Ferdinand Vercnocke, Maurits Veremans)
1. De koekoek roept, de merel fluit, de mus tsjilpt opgetogen; Sa, jongen, wipt de nesten uit, de velden ingetogen !
Als de winden vrij, alliho, alliho. Zo zwerven wij, alliho, alliho. Wij treden blij naar buiten, al zingend en al fluitend,
2. De dag zit in de klaren Oost, het zongelaat gaat blaken. En elke prille wang die bloost zal zonnezoenen smaken !
3. Wij zien de zee, wij zien de stroom, zien wouden en landouwen. Wij vinden er een vrije boom om ons een nest te bouwen !

Vom Barette schwankt die Feder (Heinz Thum)
1. Vom Barette schwankt die Feder, wiegt und biegt im Winde sich. Unser Wams von Büffelleder, ist zerfetzt von Hieb und Stich.
Ja, Stich und Hieb und ein Lieb muß ein Landsknecht haben.
2. Dass wir Beut' und Ruhm gewinnen zieh´n wir mutig in die Schlacht. Einmal müssen wir von hinnen, lustig drum bei Tag und Nacht.
Ja, Nacht und Tag, was er mag, muß ein Landsknecht haben.
3. Sollten wir einst liegen bleiben in der blutdurchtränkten Schlacht, sollt ihr uns ein Kreuzlein schreiben auf dem tiefen, dunklen Schacht.
Mit Trommel viel und Pfeifenspiel sollt ihr uns begraben!

Aanstap (Pierre Malan, J.P. Du Toit)
1. Aanstap, aanstap, somertyd is hier!  Stap langs heuwelland, stap so flink en fier, sing van puur plesier; aanstap, hand aan hand!
Aanstap waar die waterstrome vloei, deur die veld en vlei waar die heide groei en die lelies bloei: daar's die lewe vry!
2. Aanstap in die vroeë môrelug langs die bos se soom, waar die ribbok vlug oor die rant se rug, waar die steenbok droom.
Links, regs, links, regs, onder hemelblou; laat ons voorwaarts gaan. Trap ons spore nou in die môredou.  Kom, stap saam, komaan!
3. Aanstap, aanstap na die wye veld waar die voëltjies fluit. Sing nou met plesier uit die hart se vuur; aanstap, aanstap so.
Links, regs, links, regs, lalalalala, elke tree vooruit. So bly ons gesond, lalalalala, aanstap, aanstap bo!

'n Swerwer in die veld (Chris Lamprecht, Duitse melodie)
'n Swerwer in die veld, hy stap so deur die groene hei en sing sy liedjie bly.
Joho, trala, hoe heerlik is die geure hier, hier in die veld en vlei, hier in die veld en vlei.

Dansquodlibet (1. G. Wolters, 2. Zweeds wijsje, 3. Elzasser melodie)
1. Immer zu, ja tanzen immer zu, tanzen, ja tanzen imer, immer zu, ja tanzen immer zu! Tanzen immer zu!
Ja tanzen immer, immer, immer zu tanzen immer, immer zu. Ja, tara-tata-tata-tata-tata-tata, tanzen immer zu!
2. Och Jungfrun hongar i dansen med ro da gullband. Och Jungfrun hongar i dansen med ro da gullband.
Dem binder hon om sin karastes arm. Dem binder hon om sin karastes arm.
3. Heissa Kathreinerle, schnür dir die Schuch, schürz din dein Rökele, gonn dir kein Rüh!
Didl dudl dadl schrumm schrumm schrumm, geht schon der Hopser rum. Heissa Kathreinerle, frisch immerzu.

Drunken Sailor
1. What shall we do with the drunken sailor, early in the morning?
Hooray and up she rises, hooray and up she rises, hooray and up she rises, early in the morning.
2. Put him in the longboat until he's sober.
3. Pull out the plug and wet him all over.
4. Thats w'll do with the drunken sailor, early in the morning.

Commilitones (Mieke Callaerts, P. Schollaert)
Senior, schachten, commilitones, grijze pet en zwart-wit-rood. Cantussen, vorming, ook aktie en vriendenkring.
Dat maakt dan alles samen: Antwerpen, Brussel en Leuven en Gent. Dat is de N.S.V.!

Die Gedanken sind frei
1. Die Gedanken sind frei! Wer kann sie erraten? Sie fliehen vorbei wie nächtliche Schatten.
Kein Mensch kann sie wissen, kein Kerker einschliessen; es bleibet dabei: Die Gedanken sind frei!
2. Ich denke, was ich will und was mich beglücket, doch alles in der Still und wie es sich schicket.
Mein Wunsch und Begehren kann niemand verwehren, es bleibet dabei: Die Gedanken sind frei!
3. Und scliesst man mich ein im finsteren Kerker, ich spotte der Pein und menschliche Werke:
denn meine Gedanken zerreissen die Schranken und Mauern entzwei: Die Gedanken sind frei!

Die kat kom weer (F.J.Weidemann, Zuid-Afrikaans)
1. Ou Jan Wilson had 'n kat wat die ou nie wou verlaat; Hy't alles geprobeer om die kat daar weg te keer;
selfs na die predikant om raad van hom te kry. Die predikant die het gesê: "Die kat moet daar bly."
Maar die kat kom weer, want hy wil nie langer wag, die kat kom weer, net die volgende dag,
die kat kom weer--glo vir my dis waar--die anderdagmôre was die kat weer daar.

2. Hulle sit hom op 'n skip en hul stuur hom na Ceylon. Die skip die was gelaai met 'n twaalfduisend ton.
Nie ver nie van die land daar het die skip gesink; en al die matrose op die skip het verdrink.
3. Die boer die sweer toe blou: Ja, hy sou die kat doodskiet. Hy laai toe sy ou sanna met kruit en dinamiet.
Hy lê die kat toe voor, die pad wat hy sou kom --die anderdagmôre lê daar net vel en been!
4. Die kat sit op die stoep en hy eet 'n stukkie kaas; daar kom 'n Skotsman aan, hy maak 'n groot geraas;
die katjie kyk verwonder, veeg hom met sy poot, die Skot speel "Britannia," die kat skrik hom dood.
Maar sy gees kom weer, want hy wil nie langer wag, sy gees kom weer, net die volgende dag,
sy gees kom weer--o glo vir my, dis waar-- die anderdagmôre was sij gees weer daar.

Ja leider! (Jozef Joossens, Marcel Cornelis)
1. Ik roem mij op en sterke broer, een makker bij mijn vechten. Die zich onwrikbaar vast en stoer, door niemand ooit laat knechten.
Ja leider, is ons stil akkoord, mijn slagzin en mijn wapenwoord. Naast u, aan uwe zij voel ik me sterk en blij.
Ja leider, is het reddend woord, het rukt en stuwt me dapper voort. Naast u, aan uwe zij, vecht ik me jong en vrij!
2. Naast mij staat trouw mijn grote zus en steunt mijn jeugdig streven. Mij schenkt ze mild en innig goed de moed om fier te leven.
Ja leidster, is ons stil akkoord, mijn slagzin en mijn adelwoord. Naast u, aan uwe zij kamp ik me sterk en vrij.
Ja leidster, is het reddend woord, het rukt en stuwt me dapper voort. Naast u, aan uwe zij, voel ik me jong en blij!

Uniform (Wim Verreycken, Luk Bellens)
1. 'k Draag zo gaarne mooie kleren of een uniform. 'k Hou ook veel van paraderen in dat uniform.
Links en rechts en commanderen met mijn uniform. Brave burgers ambeteren: foei, een uniform.
Grijze hemd, oranje das, zijn toch meer dan een pauwenkleed. Eisen inzet elke dag, trouw aan de eigen eed: VNJ houzee!
2. Velen willen eens proberen in ons uniform. Zullen dwaasheid nooit verleren zelfs in uniform.
Komen later protesteren om dat uniform. Kunnen nooit de echtheid leren uit dat uniform.
3.Wij die neergang willen keren dragen uniform. Willen lakse tamheid weren door ons uniform.
Blijven Dietse dromen eren met ons uniform. Naar een vrije kim marcheren: leve 't uniform!

Bouw het mee (Wim Verreycken, Luk Bellens)
1. Geef me vleugels als een vrije vogel in zijn hoge vlucht. Geef me wolken en ik teken mooie dieren in de blauwe lucht.
Geef me oren om te luist'ren naar 't gezang van de natuur. Geef me mensen om te helpen in hun stille avonduur.
Want 'k wil bouwen aan de toekomst, aan mijn eigen VNJ. Ik breng balken, mortel, stenen, bouw het mee.
Want 'k wil bouwen aan de toekomst, aan mijn eigen VNJ. Ik breng balken, mortel, stenen en bouw mee, ja bouw het mee.
2. Geef me dromen van de verte, van de kim, de horizon. Geef visioenen van de heide, met een purp'ren heidebloem.
Geef m'een Vlaand'ren om te redden uit zijn lange, lange nacht. Geef me kind'ren die nog kind zijn, met een heerlijk blije lach.
3. Geef me leiders die nog leiden, die nog dienen, onverpoosd. Geef me leidsters met hun inzet, met hun glimlach, met hun troost.
Geef hen sterkte in hun streven naar een bet're maatschappij. Geef geloof in d'eigen krachten, makend Vlaand'ren, Vlaand'ren vrij.

IJzertoren (Rob Verreycken)
1. IJzertoren, als 'k u zie verrijzen met stoere schoonheid aan d'horizon, denk ik aan jonge kerels,
soldaten die gaven voor Vlaand'ren hun leven, hun lijken aan 't zand.
2. IJzertoren, uw grond zag het lijden. Tussen bloed en slijk werd onz' jeugd afgemaakt.
Maar uit pijn en ontbering werd ons volk herboren, met hulde aan de strijders en vloek aan de staat.
3. IJzertoren, men heeft u gebroken, ramen tot scherven, uw beelden tot puin.
Maar wat haat kan vernielen bouwt Vlaamse liefde op, met trouw als fundering en eeuwigheid in top.
4. IJzertoren, blijf baken voor Vlaanderen, roep met uw beiaard de doden ten strijd.
Laat hen zwijgend marcheren naast nieuwe getrouwen, die niet zullen rusten voor Vlaand'ren is bevrijd!

Top van blad

Album 1997: Speelman, met drie liedjes van Stekebees.

Drunken Sailor (naar een Ierse melodie)
1. What shall we do with the drunken sailor, early in the morning?
Hooray and up she rises, hooray and up she rises, hooray and up she rises, early in the morning.
2. Pull out the plug and wet him all over, early in the morning.

Fifteen men (Young E. Allison)
1. Fifteen men on a dead man's chest, drink and the devil had done for the rest: yo ho ho and a bottle of rum.

Ken jy die land (Brent-Wessels, uit Zuid-Afrika)
1. Ken jy die land waar die Boerevolk woon: land met sy berge, terrasse gekroon;
land met sy ruimtes so wyd en so vry? Ai, dis die land, dis die wêreld vir my!
Keervers: Ken jy die land? Ken jy die land? Ken jy die land waar die Boerevolk woon?
Ken jy die land waar die Boerevolk woon? Ai, dis die land, dis die wêreld vir my
2.
Ken jy die land waar die springbokke bly: land met sy troppe, sy kuddes aan wei,
land met sy gasvrye wonings daarby? Ai, dis die land, dis die wêreld van my.
3. Ken jy die land met sy sonlig, sy veld; land met sy spore van Voortrekkerheld,
land met sy stemme, diep stemme wat vra? Ai, dis my land, dis my Suid Afrika!

Die tortelduve (Oud-Nederlands)
1. Die tortelduve horic claghen, si sit alleen met hare pijn, si claghet alle nachten en daghen, si heeft verloren haer minnekijn.
2. Wanneer toch salstu weder comen ende rusten aen het herte mijn? Mijn leven is een droevich dromen: ic moet die tortelduve sijn.

Top van blad

Terug naar begin muziekpagina's